Het optimaliseren en uniformiseren van farmacotherapiebeleid en het doelmatig inzetten van geneesmiddelen bij (kwetsbare) ouderen in de regio Noord- en Midden-Limburg.
Het optimaliseren en uniformiseren van farmacotherapiebeleid en het doelmatig inzetten van geneesmiddelen bij (kwetsbare) ouderen in de regio Noord- en Midden-Limburg.
Onder acuut coronair syndroom (ACS) worden alle klachten en symptomen verstaan die samenhangen met een verminderde doorbloeding van de kransslagaders waardoor ischemie van het hart ontstaat. ACS omvat het acute myocardinfarct (AMI) en instabiele angina pectoris met klachten in rust. Klik hier voor de NHG-standaard acuut coronair syndroom.
Medicamenteuze therapie
Voor het eventueel insturen naar het ziekenhuis dienen de volgende stappen ondernomen worden in het verpleeghuis.
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. acetylsalicylzuur |
Oraal: Eenmalig 160 mg, max. 320 mg |
CI: actief ulcus pepticum en overgevoeligheid voor salicylaten O: alleen toedienen indien de patiënt nog geen acetylsalicylzuur gebruikt |
Ja |
1. nitroglycerine |
Sublinguaal: Elke 5 minuten 1 spray, max. 3 doses |
CI: overgevoeligheid, systolische bloeddruk < 90 mmHg, cardiogene shock, ongecorrigeerde hypovolemie, toxisch longoedeem, verhoogde intracraniële of intra-oculaire druk, myocardinsufficiëntie ten gevolge van obstructie, onvoldoende cerebrale perfusie en ernstige anemie |
N.v.t. |
2. morfine |
Subcutaan/intraveneus: Eenmalig 2,5-5 mg langzaam toedienen |
CI: acute ademhalingsdepressie, cyanose, hersentrauma, verhoogde intracraniële druk, coma, ileus en overgevoeligheid |
N.v.t. |
Na acute behandeling in het ziekenhuis zal behandeling gericht zijn op secundaire preventie.
Niet-medicamenteuze adviezen
Medicamenteuze therapie ‘golden 5 bij ACS’
Controleer of een stopdatum aanwezig is op het recept van de P2Y12-remmer. Vaak wordt duale trombocytenaggregatieremming toegepast gedurende 6-12 maanden.
Het risico op maagbloedingen is kleiner bij clopidogrel monotherapie dan bij laag gedoseerde salicylaten. Geef geen maagbescherming met als enige reden clopidogrelgebruik.
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
Antitrombotische salicylaten |
|||
acetylsalicylzuur |
Onderhoudsdosering: 1 dd 80 mg |
CI: overgevoeligheid, intolerantie of astma-aanval na gebruik van acetylsalicylzuur IA: ibuprofen en VKA’s O: voeg maagbescherming (1 dd 20 mg pantoprazol) toe bij leeftijd > 80 jaar en leeftijd > 70 jaar bij aanwezigheid van risicofactoren B: gastro-intestinale klachten |
Ja |
carbasalaatcalcium (Ascal ®) |
Onderhoudsbehandeling: 1 dd 100 mg |
CI: overgevoeligheid, intolerantie of astma-aanval na gebruik O: 100 mg carbasalaatcalcium komt overeen met 80 mg acetylsalicylzuur
Voeg maagbescherming (1 dd 20 mg pantoprazol) toe bij leeftijd > 80 jaar en leeftijd > 70 jaar bij aanwezigheid van risicofactoren B: gastro-intestinale klachten |
N.v.t. |
P2Y12-remmers |
|||
clopidogrel |
Onderhoudsbehandeling: 1 dd 75 mg |
CI: overgevoeligheid, actieve bloeding, levercirrose Child-Pugh C IA: (es)omeprazol, repaglinide, HIV-middelen (atazanavir, cobicistat, etravirine en ritonavir) O: clopidogrel wordt gemetaboliseerd door CYP2C19 tot actieve metaboliet. Indien percutane coronaire interventie én genotyperinga CYP2C19 bekend is:
|
Ja |
ticagrelor (Brilique ®) |
Onderhoudsbehandeling: 2 dd 90 mg |
CI: overgevoeligheid, actieve bloeding, intracraniële bloeding in de anamnese, levercirrose Child-Pugh B en C IA: ciclosporine, simvastatine, dabigatran, CYP3A4-inductoren, CYP3A4-remmers |
Ja |
Bètablokkers |
|||
1. metoprolol |
Gewoon preparaat: 2 dd 50 mg, gedurende 2-3 dagen. Onderhoudsdosering 2 dd 100 mg.
Mga preparaat: 1 dd 100-200 mg. Bij bijwerkingen 1 dd 50 mg. |
CI: levercirrose Child-Pugh C, ernstige astma. Voorzichtigheid is geboden bij levercirrose Child-Pugh B, het fenomeen van Raynaud, onbehandelde hypothyroïdie met bradycardie, myasthenie en diabetes mellitus. IA: krachtige CYP2D6-remmers, propafenon, verapamil, diltiazem, adrenaline, insuline, niet-selectieve alfablokkers O: dosisaanpassing is nodig bij levercirrose Child-Pugh B (klik hier) B: vermoeidheid, koude extremiteiten, bradycardie, duizeligheid |
Gewoon preparaat:ja
Mga preparaat:nee |
Statines |
|||
1. simvastatine |
1 dd 40 mg voor de nacht |
IA: CYP3A4-remmers CI: levercirrose Child-Pugh C O: bij levercirrose Child-Pugh A of B is dosisaanpassing nodig (klik hier) V: stoppen bij leverschade of myopathie |
Ja |
1A. pravastatine |
1 dd 40 mg voor de nacht |
CI: levercirrose Child-Pugh C O: bij levercirrose Child-Pugh A of B is dosisaanpassing nodig (klik hier) V: stoppen bij leverschade of myopathie |
Ja |
2. atorvastatine |
1 dd 20-40 mg, zo nodig verhogen tot max. 80 mg in 1 gift |
IA: CYP3A4-remmers V: stoppen bij leverschade of myopathie |
Ja |
ACE-remmers |
|||
1. enalapril |
1-2 dd 2,5-20 mg |
CI: levercirrose Child Pugh C, angio-oedeem IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica B: orthostatische hypotensie, duizeligheid, prikkelhoest en angio-oedeem |
Ja |
2. lisinopril |
1 dd 2,5-5 mg |
CI: levercirrose Child Pugh C, angio-oedeem IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica B: orthostatische hypotensie, duizeligheid, prikkelhoest en angio-oedeem |
Ja |
ARB’s |
|||
losartan |
1 dd 50-100 mg |
CI: overgevoeligheid, levercirrose Child Pugh C IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica O: dosisaanpassing nodig bij Child Pugh A en B (klik hier) B: orthostatische hypotensie, duizeligheid |
Ja |
valsartan |
2 dd 80-160 mg |
CI: overgevoeligheid, levercirrose Child Pugh C IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica O: dosisaanpassing nodig bij Child Pugh A en B (klik hier) B: orthostatische hypotensie, duizeligheid |
Ja |
* Zie 8. Gelijkwaardige dagdoseringen cardiologie voor alternatieve farmaca per geneesmiddelgroep.
a PM: poor metabolizer, IM: intermediate metabolizer, UM: ultrarapid metabolizer. Verdere toelichting wordt gegeven in het hoofdstuk farmacogenetica.
Atriumfibrilleren is een hartritmestoornis waarbij het ritme volledig onregelmatig en meestal versneld is. Klik hier voor de NHG-standaard atriumfibrilleren.
Niet-medicamenteuze therapie
Medicamenteuze therapie
Primair doel van behandeling van atriumfibrilleren is het voorkomen van trombo-embolische complicaties en controle van de ventriculaire respons (ritme, frequentie). Bij oudere patiënten heeft verlaging van de hartfrequentie (meestal) de voorkeur boven herstel van het sinusritme.
Bij een ventrikelfrequentie van > 110 slagen/minuut in rust of klachten bij inspanning dient de ventrikelfrequentie verlaagd te worden. Hoog de dosering langzaam op, op geleide van ventrikelfrequentie.
Atriumfibrilleren is een indicatie voor antistolling, zie 7. Anticoagulantia bij cardiale aandoeningen.
Atriumfibrilleren – geen hartfalen
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. metoprolol |
Mga afgifte preparaat: 1 dd 50-200 mg
Gewoon preparaat: 100-200 mg per dag in 2-3 doses |
CI: levercirrose Child-Pugh C, ernstige astma. Voorzichtigheid is geboden bij levercirrose Child-Pugh B, het fenomeen van Raynaud, onbehandelde hypothyroïdie met bradycardie, myasthenie en diabetes mellitus. IA: krachtige CYP2D6-remmers, propafenon, verapamil, diltiazem, adrenaline, insuline, niet-selectieve alfablokkers O: een lage dosering is vaak voldoende. Verhoog de dosering geleidelijk
Dosisaanpassing is nodig bij levercirrose Child-Pugh B (klik hier) B: vermoeidheid, koude extremiteiten, bradycardie, duizeligheid |
Mga preparaat:nee
Gewoon preparaat:ja |
2. diltiazem (Tildiem ®) |
Mga afgifte preparaat: 1 dd 120-360 mg mga
Gewoon preparaat: 3 dd 60 mg, max. 360 mg/dag |
CI: hartfalen, overgevoeligheid, cardiogene shock, hypotensie, ernstige bradycardie en AV-blok IA: CYP3A4-remmers en inductoren, bètablokkers, verapamil, diltiazem, colchicine en theofylline O: diltiazem heeft de voorkeur boven verapamil, omdat verapamil sterker inotroop werkt
Dosisaanpassing is nodig bij levercirrose Child Pugh A, B of C (klik hier) |
Mga preparaat: nee, capsule mag wel open. Korrels heel innemen
Gewoon preparaat: ja |
3. verapamil (Isoptin ®) |
Mga afgifte preparaat: 1 dd 120-360 mg mga
Gewoon preparaat: Startdosering: 3-4 dd 80 mg. Onderhoudsdosering: 320-480 mg/dag |
CI: hartfalen, levercirrose Child Pugh C, overgevoeligheid, cardiogene shock, hypotensie, gecompliceerd recent myocardinfarct, tweede- of derdegraads AV-blok en acute porfyrie IA: fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, St. Janskruid (hypericum), bètablokkers, theofylline, CYP3A4-remmers, digoxine O: dosisaanpassing is nodig bij levercirrose Child Pugh A of B (klik hier) |
Mga preparaat: nee
Gewoon preparaat: ja |
(+) digoxine (Lanoxin ®) |
Startdosering (dag 1): 3 dd 0,125 mg. Onderhoudsdosering: 1 dd 0,125 mg. |
CI: 2e of 3e graads AV-blok. Voorzichtigheid is geboden bij hyper- of hypothyroïdie. IA: itraconazol, ketoconazol, verapamil, diltiazem, amiodaron, propafenon, ciclosporine, colestyramine, St. Janskruid (hypericum) en (hydroxy)chloroquine, macroliden antibiotica (azitromycine, erytromycine, claritromycine) O: toevoegen aan bètablokker of calciumantagonist als ventrikelfrequentie onvoldoende daalt bij maximale dosering
Dosering 1 dd 0,0625 mg bij leeftijd ≥ 85 jaar of > 1 risicofactoren (eGFR < 50 ml/min/1,73 m2, lichaamsgewicht < 55 kg) C: bepaal eGFR voor start |
Ja |
Atriumfibrilleren – met hartfalen
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. digoxine (Lanoxin ®) |
Startdosering (dag 1): 3 dd 0,125 mg. Onderhoudsdosering: 1 dd 0,125 mg. |
CI: 2e of 3e graads AV-blok. Voorzichtigheid is geboden bij hyper- of hypothyroïdie IA: itraconazol, ketoconazol, verapamil, diltiazem, amiodaron, propafenon, ciclosporine, colestyramine, St. Janskruid (hypericum) en (hydroxy)chloroquine, macroliden antibiotica (azitromycine, erytromycine, claritromycine) O: toevoegen aan bètablokker of calciumantagonist als ventrikelfrequentie onvoldoende daalt bij maximale dosering
Dosering 1 dd 0,0625 mg bij leeftijd ≥ 85 jaar of > 1 risicofactoren (eGFR < 50 ml/min/1,73 m2, lichaamsgewicht < 55 kg) C: bepaal de nierfunctie voor start |
Ja |
Doel van cardiovasculair risicomanagement (CVRM) is het bevorderen van een optimale behandeling van patiënten met (een mogelijk verhoogd risico op) hart- en vaatziekten (HVZ). Hierdoor kan het risico op eerste of nieuwe ziekte door HVZ en het risico op complicaties en sterfte als gevolg van HVZ worden verminderd. Klik hier voor de NHG-standaard cardiovasculair risicomanagement.
Afweging van voor- en nadelen van medicamenteuze behandeling is noodzakelijk bij kwetsbare patiënten en patiënten met beperkte levensverwachting.
Streefwaarden LDL-cholesterol
≤ 70 jaar < 1,8 mmol/L
> 70 jaar < 2,6 mmol/L
Niet-medicamenteuze adviezen
Medicamenteuze therapie
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. simvastatine |
1 dd 40 mg voor de nacht |
IA: CYP3A4-remmers CI: levercirrose Child-Pugh C O: bij levercirrose Child-Pugh A of B is dosisaanpassing nodig (klik hier) V: stoppen bij leverschade of myopathie |
Ja |
1A. pravastatine |
1 dd 40 mg voor de nacht |
CI: levercirrose Child-Pugh C O: bij levercirrose Child-Pugh A of B is dosisaanpassing nodig (klik hier) V: stoppen bij leverschade of myopathie |
Ja |
2. atorvastatine |
1 dd 10 mg, zo nodig verhogen tot max. 80 mg in 1 gift |
IA: CYP3A4-remmers CI: levercirrose Child-Pugh A, B en C V: stoppen bij leverschade of myopathie |
Ja |
3. ezetimib |
1 dd 10 mg |
IA: colestyramine CI: levercirrose Child-Pugh B en C |
Ja |
* Zie 8. Gelijkwaardige dagdoseringen voor alternatieve farmaca per geneesmiddelgroep.
Streefwaarden systolische bloeddruk (SBD)
Niet-kwetsbare ouderen ≤ 70 jaar |
SBD < 140 mmHg |
Kwetsbare ouderen en ouderen > 70 jaar |
SBD < 150 mmHg |
Niet-medicamenteuze therapie
Medicamenteuze therapie
De initiële beslissing tot behandeling is niet alleen gebaseerd op de bloeddruk, maar ook op de aanwezigheid van andere risicofactoren, zoals het bestaan van orgaanschade, diabetes, reeds bestaande cardiovasculaire en renale aandoeningen. Er zijn vier klassen bloeddrukverlagende middelen, namelijk diuretica, calciumantagonisten, RAAS-remmers (ACE-remmers en ARB’s) en bètablokkers.
Hypertensie
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. hydrochloor- thiazide |
12,5-25 mg/dag |
CI: overgevoeligheid, ernstige hypokaliëmie, ernstige hyponatriëmie, ernstige hypercalciëmie, anurie, aangeboren lang QT-intervalsyndroom B: hyponatriëmie, hypokaliëmie, stijging van de lipiden waarden, hyperurikemie |
Ja |
2. (+) enalapril |
Start met 1 dd 2,5 mg, ophogen tot max. 20 mg |
CI: levercirrose Child Pugh C, angio-oedeem. IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica B: orthostatische hypotensie, duizeligheid, kriebelhoest en angio-oedeem |
Ja |
3. (+) amlodipine |
Start met 1 dd 5 mg, indien nodig ophogen tot 1 dd 10 mg |
IA: CYP3A4-remmers en –inductoren O: aanpassing van de dosering is nodig bij levercirrose Child Pugh B en C (klik hier) B: oedeem, slaperigheid, duizeligheid, blozen, hoofdpijn, gastro-intestinale klachten en hartkloppingen V: voorzichtigheid is geboden bij myasthenia gravis, psoriasis en refluxziekte |
Ja |
* Zie 8. Gelijkwaardige dagdoseringen cardiologie voor alternatieve farmaca per geneesmiddelgroep.
Hypertensie – met angina pectoris
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. amlodipine |
Start met 1 dd 5 mg, indien nodig ophogen tot 1 dd 10 mg |
IA: CYP3A4-remmers en –inductoren O: aanpassing van de dosering is nodig bij levercirrose Child Pugh B en C (klik hier) B: oedeem, slaperigheid, duizeligheid, blozen, hoofdpijn, gastro-intestinale klachten en hartkloppingen V: voorzichtigheid is geboden bij myasthenia gravis, psoriasis en refluxziekte |
Ja |
2. (+) metoprolol |
Gewoon preparaat: 2 dd 50 mg, zo nodig verhogen tot max. 400 mg/dag
Mga preparaat: 1 dd 50 mg, zo nodig verhogen tot 1 dd 100-200 mg |
CI: levercirrose Child-Pugh C, ernstige astma. Voorzichtigheid is geboden bij levercirrose Child-Pugh B, het fenomeen van Raynaud, onbehandelde hypothyreoïdie met bradycardie, myasthenie en diabetes mellitus. IA: krachtige CYP2D6-remmers, propafenon, verapamil, diltiazem, adrenaline, insuline, niet-selectieve alfablokkers O: dosisaanpassing is nodig bij levercirrose Child-Pugh B (klik hier) B: vermoeidheid, koude extremiteiten, bradycardie, duizeligheid |
Gewoon preparaat: ja
Mga preparaat: nee
|
* Zie 8. Gelijkwaardige dagdoseringen cardiologie voor alternatieve farmaca per geneesmiddelgroep.
Hypertensie – met diabetes mellitus
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. enalapril |
Start met 1 dd 2,5 mg, ophogen tot max. 20 mg |
CI: levercirrose Child Pugh C, angio-oedeem IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica B: orthostatische hypotensie, duizeligheid, kriebelhoest en angio-oedeem |
Ja |
1. lisinopril |
1 dd 2,5-5 mg |
CI: levercirrose Child Pugh C, angio-oedeem IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica B: orthostatische hypotensie, duizeligheid, prikkelhoest en angio-oedeem |
Ja |
2. losartan |
1 dd 50-100 mg |
CI: overgevoeligheid, levercirrose Child Pugh C IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica O: dosisaanpassing nodig bij Child Pugh A en B (klik hier) B: orthostatische hypotensie, duizeligheid |
Ja |
2. valsartan |
2 dd 80-160 mg |
CI: overgevoeligheid, levercirrose Child Pugh C IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica O: dosisaanpassing nodig bij Child Pugh A en B (klik hier) B: orthostatische hypotensie, duizeligheid |
Ja |
* Zie 8. Gelijkwaardige dagdoseringen cardiologie voor alternateve farmaca per geneesmiddelgroep.
Hypertensie – met verminderde nierfunctie
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. enalapril |
Start met 1 dd 2,5 mg, ophogen tot max. 20 mg |
CI: levercirrose Child Pugh C, angio-oedeem IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica B: orthostatische hypotensie, duizeligheid, prikkelhoest en angio-oedeem |
Ja |
1. lisinopril |
1 dd 2,5-5 mg |
CI: levercirrose Child Pugh C, angio-oedeem IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica. B: orthostatische hypotensie, duizeligheid, prikkelhoest en angio-oedeem |
Ja |
2. losartan |
1 dd 50-100 mg |
CI: overgevoeligheid, levercirrose Child Pugh C IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica O: dosisaanpassing nodig bij Child Pugh A en B (klik hier) B: orthostatische hypotensie, duizeligheid |
Ja |
2. valsartan |
2 dd 80-160 mg |
CI: overgevoeligheid, levercirrose Child Pugh C IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica O: dosisaanpassing nodig bij Child Pugh A en B (klik hier) B: orthostatische hypotensie, duizeligheid |
Ja |
* Zie 8. Gelijkwaardige dagdoseringen cardiologie voor alternatieve farmaca per geneesmiddelgroep.
Afbouwen antihypertensiva
Overweeg dosisverlaging of staken van antihypertensiva bij:
Wees terughoudend met minderen en stoppen van antihypertensiva indien deze voor andere indicaties dan hypertensie worden voorgeschreven, zoals angina pectoris, chronische nier schade, hartfalen, hartritmestoornissen, hyperthyreoïdie, migraine, oedeem, post MI of post cerebrovasculair accident (CVA).
Antihypertensiva en overige indicaties
Geneesmiddelklasse |
Indicaties naast hypertensie |
Alfablokkers |
Benigne prostaathyperplasie |
Bètablokkers |
Angina pectoris, ritmestoornissen, hartfalen, hyperthyreoïdie, postmyocardinfarct, (profylaxe van) migraine, tremor |
Calciumantagonisten (dihydropyridines, diltiazem) |
Angina pectoris |
Thiazidediuretica |
Hartfalen, oedeem |
Lisdiuretica |
Oedeem, diurese bij chronische nierinsufficiëntie, hartfalen, acute hypercalciëmie |
RAAS-remmers (ACE-remmers en angiotensinereceptorblokkers) |
Hartfalen, perifeer arterieel vaatlijden, postmyocardinfarct, verhoogde albuminurie |
Spironolacton |
Oedeem, hartfalen, ascites door levercirrose, hyperaldosteronisme, nefrotisch syndroom |
Triamtereen |
Oedeem |
Bouw slechts één antihypertensivum per keer af. Stop niet abrupt met antihypertensiva, maar bouw stapsgewijs af. Noteer de uitgangswaarde van de tensie alvorens afbouwen. Meet elke 2-4 weken tensie tijdens het afbouwen. Wanneer de tensie geleidelijk aan stijgt, en een te hoge waarde bereikt, het laatst gestopte middel weer insluipen.
Wees bij elke stap alert op onttrekkings- en reboundverschijnselen zoals hypertensie, (verergering) hartfalen, tachycardie, pijn op de borst, tremor en staak indien nodig het afbouwen.
Afbouwschema per geneesmiddelgroep
Bètablokkers |
Dosering halveren, na 2 weken opnieuw halveren, stoppen wanneer de dosis 12,5 mg metoprolol of 1,25 mg bisoprolol per dag is. |
Calciumantagonisten |
Halveren, na 2 weken weer halveren, stoppen wanneer de dosering 5 mg amlodipine (of equivalent) per dag is. |
ACE-remmers |
Per 2 weken halveren, stoppen wanneer dagdosering 5 mg enalapril (of equivalent) is. |
Diuretica |
Dosering halveren per 2 weken. Staken van hydrochloorthiazide (of chloortalidon) indien de dagdosis 12,5 mg is. |
Endocarditisprofylaxe is het preventief toedienen van antibiotica aan patiënten met bepaalde (aangeboren of verworven) hartafwijkingen. Alleen bij hoog-risicopatiënten die hoog-risico ingrepen ondergaan, wegen de voordelen van endocarditisprofylaxe op tegen de nadelen. Klik hier voor de NHG-standaard Endocarditisprofylaxe. Klik hier voor de indicaties van endocarditis profylaxe volgens de SWAB richtlijn van VieCuri Medisch Centrum.
Niet-medicamenteuze therapie
Medicamenteuze therapie
Endocarditis profylaxe – ingrepen geïnfecteerd weefsel
Klik hier voor SWAB richtlijn endocarditis profylaxe – ingrepen geïnfecteerd weefsel.
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Capsule openen |
1. flucloxacilline |
Oraal (capsule): 2000 mg 30-60 minuten voor de ingreep |
CI: overgevoeligheid voor penicilline of behandeling met penicilline in de 7 dagen voor de ingreep IA: tetracyclines |
Nee, wel uiteen laten vallen in water |
2. clindamycine (Dalacin C ®) |
Oraal (capsule): 600 mg 30-60 minuten voor de ingreep |
IA: HIV-proteaseremmers O: bij overgevoeligheid voor penicilline of behandeling met penicilline in de 7 dagen voor de ingreep |
Nee, wel uiteen laten vallen in water |
Endocarditis profylaxe – ingrepen in de mondholte en bovenste luchtwegen
Klik hier voor SWAB richtlijn endocarditis profylaxe – ingrepen mondholte en bovenste luchtwegen.
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. amoxicilline |
Oraal: 3000 mg bij voorkeur in dispersvorm 30-60 minuten voor de ingreep
Intraveneus: 2000 mg 30-60 minuten voor de ingreep |
CI: overgevoeligheid voor penicilline of behandeling met penicilline in de 7 dagen voor de ingreep IA: VKA’s, tetracyclines |
Nee, wel uiteen laten vallen in water |
2. clindamycine (Dalacin C ®) |
Oraal (capsule): 600 mg 30-60 minuten voor de ingreep
Intraveneus: 600 mg 30-60 minuten voor de ingreep |
IA: HIV-proteaseremmers O: bij overgevoeligheid voor penicilline of behandeling met penicilline in de 7 dagen voor de ingreep |
Nee. Capsule niet openen, wel uiteen laten vallen in water |
Endocarditis profylaxe – ingrepen in de tractus digestivus
Klik hier voor SWAB richtlijn endocarditis profylaxe – ingrepen in de tractus digestivus.
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. amoxicilline |
Oraal: 3000 mg bij voorkeur in dispersvorm 30-60 minuten voor de ingreep
Intraveneus: 2000 mg 30-60 minuten voor de ingreep |
CI: overgevoeligheid voor penicilline of behandeling met penicilline in de 7 dagen voor de ingreep IA: VKA’s, tetracyclines |
Nee, wel uiteen laten vallen in water |
2. vancomycine |
Intraveneus: 1000 mg 1-2 uur voor de ingreep |
O: bij overgevoeligheid voor penicilline of behandeling met penicilline in de 7 dagen voor de ingreep |
N.v.t. |
Endocarditis profylaxe – ingrepen in de tractus urogenitalis
Klik hier voor SWAB richtlijn endocarditis profylaxe – ingrepen in de tractus urogenitalis.
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. amoxicilline |
Oraal: 3000 mg bij voorkeur in dispersvorm 30-60 minuten voor de ingreep
Intraveneus: 2000 mg 30-60 minuten voor de ingreep |
CI: overgevoeligheid voor penicilline of behandeling met penicilline in de 7 dagen voor de ingreep IA: VKA’s, tetracyclines |
Nee, wel uiteen laten vallen in water |
2. vancomycine |
Intraveneus: 1000 mg 1-2 uur voor de ingreep |
O: bij overgevoeligheid voor penicilline of behandeling met penicilline in de 7 dagen voor de ingreep |
N.v.t. |
Hartfalen (decompensatio cordis) is een complex van klachten en verschijnselen bij een structurele of functionele afwijking van het hart die leiden tot een tekortschietende pompfunctie van het hart. Klik hier voor de NHG-standaard hartfalen.
Niet-medicamenteuze behandeling:
Medicamenteuze behandeling:
|
Dosering |
Bijzonderheden |
1a. nitroglycerine (Nitrolingual ®) |
Sublinguaal: 2-4 sprays per keer (0,8-1,6 mg), zo nodig elke 3 minuten herhalen totdat de klachten verbeteren of systolische bloeddruk <90 mmHg is |
CI: overgevoeligheid, systolische bloeddruk < 90 mmHg, cardiogene shock, ongecorrigeerde hypovolemie, toxisch longoedeem, verhoogde intracraniële of intra-oculaire druk, myocardinsufficiëntie ten gevolge van obstructie, onvoldoende cerebrale perfusie en ernstige anemie |
1b. furosemide |
Intramusculair: 40-80 mg eenmalig, eventueel verhogen tot 120 mg |
CI: overgevoeligheid, hypovolemie, dehydratie, ernstige hypokaliëmie, ernstige hyponatriëmie, aangeboren lang QT-intervalsyndroom B: dehydratie, verstoring elektrolytenbalans |
1c. morfine |
Intraveneus of subcutaan: 2,5-5 mg |
CI: acute ademhalingsdepressie, cyanose, ileus, overgevoeligheid, verhoogde intracraniële druk IA: niet-selectieve MAO-remmers V: voorzichtigheid is geboden bij levercirrose Child Pugh B en C |
Niet medicamenteuze therapie
Medicamenteuze therapie
Doelstelling is het verbeteren van de klinische status, functionele capaciteit en kwaliteit van leven van de patiënt. Bovendien heeft medicamenteuze behandeling als doel het voorkomen van ziekenhuisopname en het reduceren van de mortaliteit.
New York Heart Association (NYHA)-classificatie:
Klasse 1 |
Geen beperking fysieke activiteit; normale activiteit geeft geen klachten. |
Klasse 2 |
Geringe beperking fysieke activiteit; geen klachten in rust, wel bij matige fysieke activiteit. |
Klasse 3 |
Duidelijke beperking van de fysieke activiteit; geringe inspanning geeft al klachten. |
Klasse 4 |
Ernstige beperking van de fysieke activiteit; ook klachten in rust. |
Start bij NYHA II met onderstaand stappenplan. Vervang bij NYHA III en persisterende klachten hydrochloorthiazide door furosemide.
Hartfalen – stabiel, klasse II-IV
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1a. enalapril |
Start met 1 dd 2,5 mg, ophogen tot max. 20 mg |
CI: levercirrose Child Pugh C, angio-oedeem IA: lithium, NSAID’s, kaliumsparende diuretica O: enalapril reduceert de mortaliteit bij ouderen met hartfalen (HFrEF). Dit is niet aangetoond voor andere ACE-remmers B: orthostatische hypotensie, duizeligheid, kriebelhoest en angio-oedeem |
Ja |
1b. hydrochloor- thiazide |
12,5-25 mg/dag |
CI: overgevoeligheid, ernstige hypokaliëmie, ernstige hyponatriëmie, ernstige hypercalciëmie, anurie, aangeboren lang QT-intervalsyndroom B: hyponatriëmie, hypokaliëmie, stijging van de lipiden waarden, hyperurikemie |
Ja |
1b. furosemide |
1 dd 20-40 mg, indien nodig verhogen tot onderhoudsdosering 40-240 mg/dag in 2-3 doses |
CI: overgevoeligheid, hypovolemie, dehydratie, ernstige hypokaliëmie, ernstige hyponatriëmie, aangeboren lang QT-intervalsyndroom IA: NSAID’s, lithium, acetazolamide, ketanserine, carbamazepine, oxcarbazepine, colestyramine B: dehydratie, verstoring elektrolytenbalans |
Ja |
2. (+) metoprolol |
1 dd 25 mg mga, vervolgens geleidelijk verhogen tot max. 200 mg |
CI: levercirrose Child-Pugh C, ernstige astma. Voorzichtigheid is geboden bij levercirrose Child-Pugh B, het fenomeen van Raynaud, onbehandelde hypothyreoïdie met bradycardie, myasthenie en diabetes mellitus. IA: krachtige CYP2D6-remmers, propafenon, verapamil, diltiazem, adrenaline, insuline, niet-selectieve alfablokkers O: dosisaanpassing is nodig bij levercirrose Child-Pugh B (klik hier) B: vermoeidheid, koude extremiteiten, bradycardie, duizeligheid |
Nee |
3. (+) spironolacton |
1 dd 25 mg, vervolgens zo nodig na 4-8 weken verhogen naar 1 dd 50 mg indien voldaan aan voorwaardena |
CI: overgevoeligheid, acute nierinsufficiëntie, anurie, ernstige progressieve nierziekten, porfyrie, hyperkaliëmie en hyponatriëmie IA: RAAS-remmers, kaliumzouten, trimethoprim en cotrimoxazol O: controleer de kaliumspiegel vaker bij eGFR < 50 ml/min/1,73 m2 i.v.m. groter risico op hyperkaliëmie B: hyperkaliëmie C: controleer regelmatig elektrolyten en nierfunctie |
Ja |
4. (+) digoxine (Lanoxin ®) |
1 dd 0,0625-0,125 mg |
CI: 2e of 3e graads AV-blockblok. Voorzichtigheid is geboden bij hyper- of hypothyreoïdie IA: itraconazol, ketoconazol, verapamil, diltiazem, amiodaron, propafenon, ciclosporine, colestyramine, St. Janskruid (hypericum) en (hydroxy)chloroquine, macroliden antibiotica (azitromycine, erytromycine, claritromycine) O: toevoegen aan bètablokker of calciumantagonist als ventrikelfrequentie onvoldoende daalt bij maximale dosering
Geen oplaaddosering nodig bij hartfalen zonder atriumfibrilleren
Bij uitblijven effect toediening van digoxine staken C: bepaal de nierfunctie voor start en controleer geregeld nierfunctie en elektrolyten |
Ja |
a voorwaarden: aanhoudende symptomen, gelijkblijvende nierfunctie en serumkaliumconcentratie < 5,0 mmol/L.
Angina pectoris verwijst naar pijn op de borst ten gevolge van ischemie door klinisch relevant coronair lijden, ten gevolge van obstructie van epicardiale coronaire arteriën, microvasculair coronair lijden of spasme van de coronaire arteriën. Bij stabiele angina pectoris (SAP) treedt het klachtenpatroon bij herhaling op, bij ongeveer dezelfde mate van inspanning of dezelfde uitlokkende factor. Er bestaat geen of geringe neiging tot progressie van klachten. Klik hier voor de NHG-standaard stabiele angina pectoris.
Niet-medicamenteuze therapie
Medicamenteuze therapie
Angina pectoris – aanvalsbehandeling
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. nitroglycerine |
Sublinguaal: 1 spray, zo nodig na interval van 5 minuten herhalen. Max. 3 doses. |
CI: overgevoeligheid, systolische bloeddruk < 90 mmHg, cardiogene shock, ongecorrigeerde hypovolemie, toxisch longoedeem, verhoogde intracraniële of intra-oculaire druk, myocardinsufficiëntie ten gevolge van obstructie, onvoldoende cerebrale perfusie en ernstige anemie IA: fosfodiësteraseremmers O: iets snellere werking dan tablet. Effect houdt ± 30-60 minuten aan.
Bij frequent gebruik kan tolerantie optreden. Een nitraatvrije periode van 8-12 is nodig om dit te voorkomen. B: hoofpijn |
N.v.t. |
1. isosorbide- dinitraat |
Sublinguaal: eenmalig 5 mg |
IA: fosfodiësteraseremmers O: effect houdt ± 2 uur aan
Bij frequent gebruik kan tolerantie optreden. Een nitraatvrije periode van 8-12 is nodig om dit te voorkomen. B: hoofdpijn |
Nee |
Angina pectoris – onderhoudsbehandeling
Onderhoudsbehandeling is aangewezen bij ≥ 2 aanvallen per week. Medicamenteus stappenplan:
3. Combinatietherapie met 3 middelen indien voldaan is aan de voorwaarden a: calciumantagonist, langwerkend nitraat en bètablokker.
a De diagnose SAP is voldoende zeker gesteld, én de patiënt is ingesteld op de optimale dosering van twee middelen, maar klachten zijn nog steeds niet onder controle, én er sprake is van therapietrouw, én samen met de patiënt besloten is dat medicamenteuze behandeling de voorkeur heeft boven verwijzing naar de cardioloog voor nader onderzoek om na te gaan of er een indicatie is voor PCI of CABG
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. amlodipine |
1 dd 5 mg, indien nodig ophogen tot 1 dd 10 mg |
IA: CYP3A4-remmers en –inductoren O: aanpassing van de dosering is nodig bij levercirrose Child Pugh B en C (klik hier) B: oedeem, slaperigheid, duizeligheid, blozen, hoofdpijn, gastro-intestinale klachten en hartkloppingen V: voorzichtigheid is geboden bij myasthenia gravis, psoriasis en refluxziekte |
Ja |
1. felodipine |
1 dd 2,5 mg mga, indien nodig verhogen tot max. 10 mg per dag |
CI: gedecompenseerd hartfalen, acuut myocardinfarct, onstabiele angina pectoris, hemodynamisch significante hartklepobstructie, dynamische cardiale uitstroom obstructie IA: CYP3A4-remmers en –inductoren, tacrolimus |
Nee |
2. isosorbide-mononitraat (Mono Cedocard ®) |
1 dd 25 mg mga, ’s ochtends. Verhogen tot 1 dd 50 mg mga ’s ochtends. |
IA: fosfodiësteraseremmers O: eenmaal daags doseren i.v.m. optreden van tolerantie. Om tolerantie te voorkomen, is een nitraatvrije/nitraatarme periode van 8-12 uur nodig. B: hoofdpijn |
Nee, maar capsule mag wel open. Korrels heel innemen. |
3. metoprolol |
1 dd 50-100 mg mga, max. 200 mg/dag mga |
CI: levercirrose Child-Pugh C, ernstige astma. Voorzichtigheid is geboden bij levercirrose Child-Pugh B, het fenomeen van Raynaud, onbehandelde hypothyreoïdie met bradycardie, myasthenie en diabetes mellitus. IA: krachtige CYP2D6-remmers, propafenon, verapamil, diltiazem, adrenaline, insuline, niet-selectieve alfablokkers O: dosisaanpassing is nodig bij levercirrose Child-Pugh B (klik hier) B: vermoeidheid, koude extremiteiten, bradycardie, duizeligheid |
Nee |
Angina pectoris – secundaire preventie
Secundaire preventie wordt toegepast ter preventie van o.a. een myocardinfarct en sterfte ten gevolge van HVZ. Behandeling met acetylsalicylzuur resulteert in reductie van ongeveer 25% op kans op myocardinfarct, CVA, of sterfte ten gevolge van een hartvaataandoening bij hoog-risico patiënten.
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
1. acetylsalicylzuur |
Onderhoudsdosering: 1 dd 80 mg |
CI: overgevoeligheid, intolerantie of astma-aanval na gebruik van acetylsalicylzuur IA: ibuprofen, VKA’s O: voeg maagbescherming (1 dd 20 mg pantoprazol) toe bij leeftijd > 80 jaar en leeftijd > 70 jaar bij aanwezigheid van risicofactoren. B: gastro-intestinale klachten |
Ja |
1. carbasalaat- calcium (Ascal ®) |
Onderhoudsbehandeling: 1 dd 100 mg |
CI: overgevoeligheid, intolerantie of astma-aanval na gebruik IA: ibuprofen, VKA’s O: 100 mg carbasalaatcalcium komt overeen met 80 mg acetylsalicylzuur
Voeg maagbescherming (1 dd 20 mg pantoprazol) toe bij leeftijd > 80 jaar en leeftijd > 70 jaar bij aanwezigheid van risicofactoren B: gastro-intestinale klachten |
N.v.t. |
2. clopidogrel |
Onderhoudsbehandeling: 1 dd 75 mg |
CI: overgevoeligheid, actieve bloeding, levercirrose Child-Pugh C IA: (es)omeprazol, repaglinide, HIV-middelen (atazanavir, cobicistat, etravirine en ritonavir) O: clopidogrel wordt gemetaboliseerd door CYP2C19 tot actieve metaboliet. Indien percutane coronaire interventie én genotyperinga CYP2C19 bekend is:
|
Ja |
a PM: poor metabolizer, IM: intermediate metabolizer, UM: ultrarapid metabolizer. Verdere toelichting wordt gegeven in het hoofdstuk farmacogenetica.
Afbouwen antiangineuze medicatie
Indien in het verpleeghuis niet of nauwelijks meer sprake is van fysieke inspanning, er geen aanvallen meer zijn van pijn op de borst, geen aanvalsmedicatie meer wordt gebruikt en sprake is van bijwerkingen van de antiangineuze medicatie, kan overwogen worden deze af te bouwen.
Controleer wekelijks tensie en pols.
Bepaal het risico op een CVA met behulp van de CHA2DS2-VASc-score (zie Tabel 1). Klik hier voor een online calculator. Anticoagulantia zijn geïndiceerd bij een CHA2DS2-VASc-score ≥ 2.
Tabel 1. CHA2DS2-VASc-score voor het schatten van het risico op ischemische CVA bij patiënten met atriumfibrilleren.
* Geldt niet als vrouwelijk geslacht de enige risicofactor is. Bij een totaalscore van 0 is sprake van een laag risico op een ischemisch CVA (ongeveer 0,5% per jaar), bij 1 een matig risico (ongeveer 1%) en bij 2 of hoger een hoog risico (oplopend tot meer dan 12%; gemiddeld ongeveer 5%).
Letter |
Kenmerk |
Score |
C |
Hartfalen (Congestive heart failure) |
1 |
H |
Hypertensie |
1 |
A2 |
Leeftijd = 75 jaar (Age) |
2 |
D |
Diabetes mellitus |
1 |
S2 |
CVA/TIA/trombo-embolie (Stroke) |
2 |
V |
Vaatlijden |
1 |
A |
Leeftijd 65-74 jaar (Age) |
1 |
Sc |
Vrouwelijk geslacht (Sex category) |
1* |
Bij CHA2DS2-VASc-score van ≥ 2 kan gekozen worden voor behandeling met vitamine K-antagonist (VKA) of een niet-vitamine K orale anticoagulans (NOAC). Bij patiënten > 75 jaar zijn er geen duidelijke voor- of nadelen betreffende de effectiviteit van NOAC’s ten opzichte van VKA’s. Een bewuste keuze op basis van een specifiek profiel van de patiënt (kenmerken en wensen) door de voorschrijver, in overleg met de patiënt, is daarbij van groot belang.
|
Dosering |
Bijzonderheden |
Vermalen |
||
VKA |
|||||
fenprocoumon |
Startdosering bij ≥ 70 jaar of met relatieve CI:
Startdosering <70 jaara |
Relatieve CI: retinopathie m.n. neovascularisatie, leverstuwing bij hartfalen, alcoholisme, eGFR < 30 ml/min/1,73 m2, onvoldoende gereguleerde hypertensie, intracraniële bloeding < 3 maanden geleden, recente (bloedende) aandoening van de tractus urogenitalis, respiratorius, hematologische aandoeningen met verhoogde bloedingsneiging, gebruik NSAID’s, gebruik van andere antitrombotica.
Voorkeur gaat bij geriatrische patiënten uit naar fenprocoumon, omdat hiermee door de lange halfwaardetijd vaak een stabielere spiegel behaald kan worden |
Ja |
||
acenocoumarol |
Startdosering bij ≥ 70 jaar of met relatieve CI:
Startdosering < 70 jaarb |
Relatieve CI: retinopathie m.n. neovascularisatie, leverstuwing bij hartfalen, alcoholisme, eGFR < 30 ml/min/1,73 m2, onvoldoende gereguleerde hypertensie, intracraniële bloeding <3 maanden geleden, recente (bloedende) aandoening van de tractus urogenitalis, respiratorius, hematologische aandoeningen met verhoogde bloedingsneiging, gebruik NSAID’s, gebruik van andere antitrombotica |
Ja |
||
NOAC |
|||||
rivaroxaban (Xarelto ®) |
Preventie van een CVA en systemische embolie t.g.v. atriumfibrilleren: |
CI: voorzichtigheid is geboden bij levercirrose. Toepassing wordt ontraden bij patiënten met o.a. een hartklepprothese vanwege ontbreken van gegevens.
Bij andere indicatie én eGFR < 30 ml/min/1,73 m2, enkel voorschrijven na overleg met een nefroloog |
Ja |
||
apixaban (Eliquis ®) |
Preventie van CVA en systemische embolie:
Preventie van een CVA en systemische embolie t.g.v. atriumfibrilleren met ≥ 2 risicofactorenc: |
CI: voorzichtigheid is geboden bij levercirrose. Toepassing wordt ontraden bij patiënten met o.a. een hartklepprothese vanwege ontbreken van gegevens.
Bij andere indicatie én eGFR < 30 ml/min/1,73 m2, enkel voorschrijven na overleg met een nefroloog |
Ja |
||
edoxaban (Lixiana ®) |
Preventie van CVA en systemische embolie t.g.v. atriumfibrilleren: |
CI: voorzichtigheid is geboden bij levercirrose Child-Pugh A en B. Toepassing wordt ontraden bij levercirrose Child-Pugh C met coagulopathie en patiënten met. een hartklepprothese vanwege ontbreken van gegevens. |
Ja |
||
Trombocytenaggregatieremmer |
|||||
acetylsalicylzuur |
1 dd 80 mg |
CI: overgevoeligheid, intolerantie of astma-aanval na gebruik van acetylsalicylzuur |
Ja |
a dag 1: 12 mg; dag 2: 6 mg; dag 3: 3 mg.
b dag 1: 6 mg; dag 2: 4 mg; dag 3: 2 mg.
c Risicofactoren: leeftijd > 80 jaar, lichaamsgewicht ≤ 60 kg en serumcreatinineconcentratie ≥ 133 µmol/L.
Gelijkwaardige dagdoseringen cardioselectieve bètablokkers
nebivolola |
5 mg |
acebutolola |
400 mg |
metoprolola |
150 mg |
bisoprolola |
10 mg |
celiprololb (Dilanorm ®) |
200 mg |
atenololb |
75 mg |
a lipofiele bètablokkers
b hydrofiele bètablokkers
Gelijkwaardige dagdoseringen niet-cardioselectieve bètablokkers
carvedilol |
37,5 mg |
propranolol |
160 mg |
Sotalol heeft een eigen indicatiegebied en worden om die reden hier niet genoemd.
Gelijkwaardige dagdoseringen ACE-remmers
enalapril |
10 mg |
fosinopril |
15 mg |
lisinopril |
10 mg |
perindopril erbumine (Coversyl ®) |
4 mg |
perindopril arginine (Coversyl Arg) |
5 mg |
quinapril |
15 mg |
ramipril |
2,5 mg |
zofenopril (Zofil ®) |
30 mg |
Gelijkwaardige dagdoseringen calciumantagonisten
amlodipine |
5 mg |
barnidipine |
10 mg |
lercanidipine |
10 mg |
nifedipine |
30 mg |
Verapamil en diltiazem hebben een eigen indicatiegebied en worden om die reden hier niet genoemd.
Gelijkwaardige dagdoseringen angiotensine II-receptorblokker
candesartan |
8 mg |
irbesartan |
150 mg |
losartan |
50 mg |
olmesartan |
20 mg |
telmisartan |
40 mg |
valsartan |
80 mg |
Gelijkwaardige dagdoseringen statines
fluvastatine |
40 mg |
pravastatine |
20 mg |
simvastatine |
20 mg |
atorvastatine |
10 mg |
rosuvastatine |
5 mg |
Legenda
Bronnen
Referenties klik hier
Auteurs
Lieke van Dinter (masterstudente farmacie), Suzanne Dittrich (ziekenhuisapotheker), René Beaumont (specialist ouderengeneeskunde), Sara Bours-de Die (ANIOS ouderengeneeskunde), vakgroep Klinische Geriatrie, Luba Mensing (specialist ouderengeneeskunde), Anne Visser (AIOS ouderengeneeskunde), Sandra Voermans-Boekhorst (verpleegkundig specialist ouderengeneeskunde), Marie-Renée Pijnaker-Wientjens (apotheker)
Revisiedatum
11 februari 2022
Contact
Voor inhoudelijke vragen en/of opmerkingen kunt u contact opnemen via transmuralefarmacie@viecuri.nl.
1. Acuut Coronair Syndroom: ACS, Acuut Coronair Syndroom, secundaire preventie ACS, myocardinfarct, hartinfarct, instabiele angina pectoris.
2. Atriumfibrilleren: AF, atriumfibrilleren.
3. Cardiovasculair risicomanagement: CVRM, secundaire preventie, hypercholesterolemie, hypertensie, anithypertensiva.
4. Endocarditis profylaxe: Endocarditis profylaxe, endocarditis.
5. Hartfalen: Hartfalen, decompensatio cordis, chronisch hartfalen, NYHA.
6. Stabiele Angina pectoris: Stabiele angina pectoris, AP.
7. Anticoagulantia bij cardiale aandoeningen: Anticoagulantia, VKA, NOAC, DOAC