Geriatrisch formularium - urologie

Doelstelling

Het optimaliseren en uniformiseren van farmacotherapiebeleid en het doelmatig inzetten van geneesmiddelen bij (kwetsbare) ouderen in de regio Noord- en Midden-Limburg.

1. Blaaskramp bij een verblijfskatheter

Blaaskrampen komen vaak voor bij patiënten met een verblijfskatheter. Chronische obstipatie kan ook blaaskrampen veroorzaken.

Niet-medicamenteuze therapie

  • Voorkom obstipatie m.b.v. een vezelrijk dieet en voldoende vochtinname. In geval van obstipatie, behandelen conform het hoofdstuk maagdarmkanaal van dit geriatrisch formularium.
  • Een andere katheter (kleiner lumen en kleinere ballonmaat) kan soms helpen de blaaskrampen, veroorzaakt door obstipatie, te verminderen.

Medicamenteuze therapie

  • Medicamenteuze behandeling met muscarine-antagonisten (anticholinergica) kan overwogen worden. Wees terughoudend met het voorschrijven van muscarine-antagonisten  bij ouderen in verband met het risico op anticholinerge bijwerkingen.
  • Schrijf geen solifenacine of tolterodine voor aan patiënten die gediagnosticeerd zijn met delirium of dementie, vanwege een verhoogd risico op verergering van cognitieve stoornissen.

Dosering

Bijzonderheden

Vermalen

1. solifenacine (Vesicare ®)

1 dd 5 mg, zo nodig verhogen tot 1 dd 10 mg

CI: overgevoeligheid, dementie, cognitieve stoornis, ongecontroleerd nauwe kamerhoekglaucoom, ziekte van Sjögren, obstructieve aandoeningen van het maagdarmkanaal, paralytische ileus, tachycardie, en acute bloeding bij instabiele cardiovasculaire status, aangeboren lang QT-intervalsyndroom, levercirrose Child-Pugh C, ernstige colitis ulcerosa, myasthenia gravis en urineretentie
O:
enkel toepassen bij Child-Pugh B indien voordelen opwegen tegen de risico’s. Bij levercirrose Child-Pugh B maximaal 7,5 mg/dag.

B:
anticholinerge bijwerkingen

N:
eGFR 10-30 ml/min/1,73 m2: max. 5 mg/dag

Ja

1. tolterodine (Detrusitol ®)

Mga preparaat: 1 dd 4 mg mga. Bij hinderlijke bijwerkingen verlagen tot 1 dd 2 mg mga.

Gewoon preparaat: 2 dd 2 mg. Bij hinderlijke bijwerkingen verlagen tot 2 dd 1 mg.

CI: overgevoeligheid, dementie, cognitieve stoornis, onvoldoende gereguleerde nauwe-kamerhoek glaucoom, ziekte van Sjögren, obstructieve aandoeningen van het maagdarmkanaal, paralytische ileus, tachycardie, lang-QT-intervalsyndroom, ernstige colitis ulcerosa, myasthenia gravis
B:
anticholinerge bijwerkingen

O:
bij levercirrose 1 dd 2 mg mga

Preparaten met gereguleerde afgifte zijn nagenoeg even effectief en veilig als de preparaten met directe afgifte
N:
eGFR 10-30 ml/min/1,73 m2: 1 dd 2 mg mga. 2 dd 1 mg (gewoon preparaat).

Gewoon preparaat: ja, maar dit gaat moeilijk en geeft een vieze smaak.

Capsule mga mag open. Korrels heel innemen.

2. Mictieklachten bij mannen

Mictieklachten betreffen klachten bij het urineren, zoals het moeilijk op gang komen van mictie, een zwakkere straal, moeilijk te bedwingen aandrang, minder goed uitplassen, nadruppelen en toegenomen mictiefrequentie overdag en ’s nachts. In de literatuur wordt hiervoor ook wel de term lower urinary tract symptoms (LUTS) gebruikt. Vaak zijn de klachten niet (direct) terug te voeren op een specifieke oorzaak of specifieke aandoeningen. Slechts een klein deel van de mictieklachten wordt veroorzaakt door benigne prostaathyperplasie (BPH) en wordt niet benoemd als afzonderlijke oorzaak, omdat BPH in de spreekkamer niet vast te stellen is en er bovendien geen beleidsconsequenties aan verbonden zijn. Klik hier voor de NHG-standaard mictieklachten bij mannen. Zie hoofdstuk 4. Urine-incontinentie mannen voor de behandeling van urine-incontinentie.

Niet-medicamenteuze therapie

  • Regelmatige lichaamsbeweging.
  • Adequate vocht- en vezelinname bij obstipatie.
  • Verminderde vochtinname wanneer frequentie mictie samengaat met een hoge vochtinname.
  • Bekkenbodemoefeningen.
  • Uitstellen van mictie bij frequent plassen.
  • Plasbuis leeg strijken na mictie i.v.m. nadruppelen.

Medicamenteuze therapie

  • Het effect van medicatie is zeer beperkt en heeft in de meeste gevallen een niet klinisch relevant effect op mictieklachten. Overweeg behandeling met een alfablokker (tamsulosine, alfuzosine) gedurende 6 weken bij patiënten die hinderlijke klachten hebben en onvoldoende baat hebben bij niet-medicamenteuze adviezen. Effect dat kan worden verwacht, is beperkt. Alle alfablokkers zijn nagenoeg even effectief en veilig. Maak op basis van ervaring of gewenst inname tijdstip een keuze.
  • Controleer na 2 weken op bijwerkingen.
  • Evalueer na 6 weken het effect.
    • Geen verbetering: stop de medicatie en overweeg verwijzing. In de 2e lijn kan bij patiënten met een fors vergrote prostaat de combinatie van een alfablokker met een 5-alfa-reductaseremmer overwogen worden. Deze combinatiebehandeling heeft een zeer beperkt effect op actuele klachten (in vergelijking met alfablokker monotherapie), maar richt zich vooral op het voorkomen van progressie van klachten.
    • Verbetering: medicatie 3-6 weken continueren. Vervolgens de medicatie op proef stoppen. Indien de klachten recidiveren, de behandeling weer voor 3-6 maanden hervatten.
  • Monotherapie met 5-alfa-reductaseremmers, zoals finasteride en dutasteride, wordt niet aanbevolen, omdat het beschreven effect niet klinisch relevant is en de meeste onderzoeken zijn verricht bij patiënten met een relatief grote prostaat. Dit betreft slechts een kleine subgroep van de patiënten.
  • Toevoeging van een anticholinergicum bij mannen met overwegend irritatieve klachten wordt niet aanbevolen.
  • Behandeling met fytotherapie en fosfodiësteraseremmers wordt niet aanbevolen.

Dosering

Bijzonderheden

Vermalen

1. tamsulosine

1 dd 0,4 mg mga ‘s ochtends

CI: overgevoeligheid, orthostatische hypotensie in de anamnese en ernstige levercirrose
IA:
fosfodiësteraseremmers, cobicistat en ritonavir

B:
maagdarmklachten, (orthostatische) hypotensie, duizeligheid

Nee, maar de capsule mag wel open. Korrels heel innemen.

1. alfuzosine

1 dd 10 mg mga ’s avonds.

CI: lang QT-intervalsyndroom (bij doseringen > 10 mg), orthostatische hypotensie in de anamnese en ernstige levercirrose
IA:
fosfodiësteraseremmers, cobicistat en HIV-proteaseremmers

B:
maagdarmklachten, (orthostatische) hypotensie, duizeligheid

Nee

Deprescribing

  • Bij ouderen die langdurig katheters gebruiken vanwege recidiverende urineretentie en bij ouderen met urine-incontinentie biedt het gelijktijdig gebruik van alfablokkers of 5-alfareductaseremmers geen toegevoegde waarde.
    • Stop alfablokkers en of 5-alfareductaseres bij ouderen die langdurig katheters gebruiken vanwege recidiverende urineretentie.
    • Indien alfablokkers tijdelijk worden toegepast bij acute urineretentie om de kans te vergroten dat de katheter succesvol wordt verwijderd, evalueer dan het gebruik binnen 2 weken na verwijdering van de katheter en overweeg te stoppen.
  • Overweeg stoppen van de alfablokker bij orthostatische hypotensie, duizeligheid en ervaren effectiviteit na 3-6 maanden gebruik.
  • Overweeg stoppen van de 5-alfareductaseremmer bij seksuele bijwerkingen, gynaecomastie en ervaren effectiviteit na 6-12 maanden gebruik.
  • Alfablokkers en 5-alfareductaseremmers kunnen in 1 keer gestopt worden.

3. Urineweginfecties

Urineweginfecties worden onderverdeeld in cystitis en urineweginfecties met tekenen van weefselinvasie. Klik hier voor de NHG-standaard urineweginfecties. Klik hier voor de richtlijn urineweginfecties bij kwetsbare ouderen van Verenso. Adviseer zo nodig pijnstilling conform het hoofdstuk Pijn van dit geriatrisch formularium.

Wees terughoudend met het gebruik van antibiotica voor de behandeling van urineweginfecties bij kwetsbare ouderen tenzij er sprake is van:

  • Urineweg-gerelateerde klachten met samengaande systemische verschijnselen.
  • Meerdere urineweg-gerelateerde klachten.
  • Een zeer hinderlijke urineweg-gerelateerde klacht.
  • Een urineweg-gerelateerde klacht met samengaande pijn in de nierloge (flankpijn).
  • Pijn in de nierloge (flankpijn) met samengaande systemische verschijnselen.

Urineweginfecties - ongecompliceerde urineweginfectie bij vrouwen 

Dosering

Bijzonderheden

Vermalen

1. nitrofurantoïne (mga: Furabid ®)

2 dd 100 mg mga gedurende 5 dagen

4 dd 50 mg gedurende 5 dagen

CI: intermitterende hemodialyse, peritoneale dialyse, eGFR < 30 ml/min/1,73 m2, omdat er geen bactericide concentratie in de urine wordt bereikt. G6PD-deficiëntie.

Nee

2. fosfomycine (Monuril ®)

Eenmalig 3 g ‘s avonds

B: diarree, misselijkheid
N:
dosering niet aanpassen bij oraal gebruik

N.v.t.

3. trimethoprim

1 dd 300 mg ‘s avonds, gedurende 3 dagen

CI: intermitterende hemodialyse, peritoneale dialyse. Voorzichtigheid is geboden bij G6PD-deficiëntie met chronische anemie, porphyria cutanea tarda, leverparenchymbeschadiging, foliumzuurdeficiëntie.
IA:
methotrexaat, digoxine, RAAS-remmers, kaliumsparende diuretica

Ja

Urineweginfecties – met weefselinvasie

Bij een urineweginfectie met koorts of andere tekenen van weefselinvasie is een antibioticum nodig dat voldoende weefselpenetratie geeft, zoals amoxicilline/clavulaanzuur, ciprofloxacine, cotrimoxazol. Indien de klachten na de kuur verdwijnen is urinecontrole niet nodig.

  • Urinetest en gevoeligheidstest moeten altijd uitgevoerd worden.
  • Prostatitis wordt gezien als een urineweginfectie met weefselinvasie. Behandel bij acute prostatitis 2-4 weken en ≥ 6 weken bij chronische prostatitis.

Dosering

Bijzonderheden

Vermalen

1. ciprofloxacine

2 dd 500 mg gedurende 7 dagen (vrouwen) of 14 dagen (mannen)

CI: epilepsie, lang QT-interval.
IA:
calciumzouten, CYP1A2-remmers, carbamazepine, clozapine, sildenafil, QT-interval verlengende middelen

B:
misselijkheid, diarree, verlenging QT-interval (met ca. 10 msec)

N:
1 dd 500 mg bij eGFR < 30 ml/min/1,73 m2

Ja

2. amoxicilline/
clavulaanzuur (Augmentin ®)

3 dd 625 mg gedurende 10 dagen (vrouwen) of 14 dagen (mannen)

B: diarree, huidreacties
IA:
VKA’s en tetracyclines.

CI:
overgevoeligheid voor penicillines

Nee

3. cotrimoxazol (trimethoprim/
sulfamethoxazol)

2 dd 960 mg gedurende 10 dagen (vrouwen) of 14 dagen (mannen)

IA: methotrexaat, VKA, fenytoïne, ciclosporine, folinezuur, RAAS-remmers en kaliumsparende diuretica
N:
< 30 ml/min/1,73 m2 vanaf dag 2: 2 dd 480 mg of 1 dd 960 mg

Nee, wel uiteen laten vallen in water

Urineweginfecties – met blaaskatheter

Bij koorts gedurende ≥ 24 uur, koude rillingen en/of een duidelijk delirium is een antibioticum voorschrift op basis van een mogelijke katheter-gerelateerde urineweginfectie alleen aangewezen, indien alle andere mogelijke (infectieuze en niet-infectieuze) oorzaken zijn uitgesloten en er geen sprake is van urineretentie. Heroverweeg daarnaast de indicatie voor de katheter.

Medicamenteuze therapie

  • Verwijder of vervang de blaaskatheter voor aanvang van de behandeling van een katheter gerelateerde urineweginfectie.
  • Neem een urinemonster - spontaan geloosd, of afgenomen uit de nieuwe blaaskatheter - voor inzetten van kweek alvorens antibiotische behandeling te starten voor een katheter gerelateerde urineweginfectie.
  • Behandel met dezelfde antibiotica als bij patiënten zonder katheter, zoals hiervoor beschreven.

4. Profylaxe urineweginfectie

Niet-medicamenteuze therapie

  • Stimuleer de vochtintake indien daarvoor geen contra-indicaties zijn.
  • Niet uitstellen van mictie bij aandrang/stimuleer snelle reactie bij verzoek tot hulp bij toiletgang.
  • Goed uitplassen.
  • Er is geen bewijs voor de effectiviteit van vitamine C of cranberries ter preventie van urineweginfecties.

Medicamenteuze therapie

  • Overweeg, indien dit niet op praktische of emotionele bezwaren stuit, een lokale behandeling met oestrogenen bij vrouwen met recidiverende urineweginfecties. Vaginaal gebruik van estradiol beperkt het aantal recidieven bij postmenopauzale vrouwen.
  • Schrijf geen systemische oestrogenen voor.
  • Geef alleen onderhoudskuren met antibiotica ter preventie van recidiverende urineweginfecties indien er sprake is van meerdere (3-6) urineweginfecties per jaar met urineweg-gerelateerde klachten en een zeer hoge ziektelast.
  • Bij aanwezigheid van een blaaskatheter zijn onderhoudskuren met antibiotica ter profylaxe van recidiverende urineweginfecties niet geïndiceerd.
  • Geef een stopdatum aan op het recept (maximaal 1 jaar behandelen met nitrofurantoïne en maximaal een half jaar behandelen met overige antibiotica).
  • Staak de onderhoudsbehandeling met antibiotica indien er een recidief optreedt.

Dosering

Bijzonderheden

Vermalen

Lokale oestrogenen

estriol (Synapause-E3 ®)

Vaginaal:
1 dd 0,5 mg ovules of crème, na 2 weken afbouwen tot max. 0,5 mg tweemaal per week

CI: voorgeschiedenis van borstkanker, oestrogeengevoelige tumoren, onverklaarbare vaginale bloedingen, onbehandelde endometriumhyperplasie, voorgeschiedenis van veneuze trombo-emboliën, trombofiele aandoening, actieve of recent doorgemaakte arteriële trombo-embolische aandoening (angina pectoris, myocardinfarct), leveraandoening, leverfunctiestoornis, acute porfyrie
O:
off-label

Evalueer deze behandeling jaarlijks
B:
lokale jeuk, branderig gevoel en fluor vaginalis

N.v.t.

Antibiotica

1. nitrofurantoïne

1 dd 50-100 mg ’s avonds

CI: intermitterende hemodialyse, peritoneale dialyse, eGFR < 30 ml/min/1,73 m2, G6PD-deficiëntie.

Nee

5. Urine-incontinentie mannen

Urine-incontinentie is elke vorm van onwillekeurig verlies van urine en kan bij mannen deel uitmaken van aspecifieke mictieklachten of van het overactieve blaassyndroom. Klik hier voor de NHG-standaard mictieklachten bij mannen.

Niet-medicamenteuze therapie

  • Overweeg bekkenbodemfysiotherapie, ook bij incontinentie ten gevolge van een prostaatoperatie. Dit heeft mogelijk een bescheiden effect.
  • Gebruik opvangmateriaal.
  • Let bij het gebruik van opvangmaterialen op bescherming van de omliggende huid door niet te frequent te wassen en door zo nodig een barrièrezalf (vb. zinkoxide 10% FNA) toe te passen.

Medicamenteuze therapie

  • De effectiviteit van muscarine-antagonisten bij oudere patiënten is in vergelijking met placebo gering. Schrijf bij voorkeur geen muscarine-antagonisten voor bij mannen > 65 jaar wegens het risico op verwardheid.
  • Behandeling met muscarine-antagonisten kan overwogen worden voor de behandeling van urine-incontinentie, waarbij aandrangincontinentie overheerst, indien patiënten (1) grondig geëvalueerd zijn op comorbide factoren, (2) zelf initiatief nemen om naar het toilet te gaan, (3) niet geagiteerd raken bij het krijgen van hulp bij de toiletgang, (4) ondanks niet-medicamenteuze therapie nog niet het continentiedoel behaalden.
  • Indien medicamenteuze behandeling gestart wordt, dient het effect van solifenacine en darifenacine na 12 weken en van tolterodine na 8-12 weken geëvalueerd te worden volgens Ephor.
    • Geen verbetering: stop de medicatie.
    • Verbetering: medicatie 3-6 maanden continueren. Vervolgens de medicatie op proef stoppen. Indien de klachten recidiveren, de behandeling weer voor 3-6 maanden hervatten.
  • Muscarine-antagonisten dienen gestaakt te worden bij het optreden van verwardheid.

Dosering

Bijzonderheden

Vermalen

solifenacine (Vesicare ®)

1 dd 5 mg, zo nodig verhogen tot 1 dd 10 mg

CI: overgevoeligheid, dementie, cognitieve stoornis, ongecontroleerd nauwe kamerhoekglaucoom, ziekte van Sjögren, obstructieve aandoeningen van het maagdarmkanaal, paralytische ileus, tachycardie, en acute bloeding bij instabiele cardiovasculaire status, aangeboren lang QT-intervalsyndroom, levercirrose Child-Pugh C, ernstige colitis ulcerosa, myasthenia gravis en urineretentie
O:
enkel toepassen bij Child-Pugh B indien voordelen opwegen tegen de risico’s. Bij levercirrose Child-Pugh B maximaal 7,5 mg/dag.

B:
anticholinerge bijwerkingen

N:
eGFR 10-30 ml/min/1,73 m2: max. 5 mg/dag

Ja

darifenacine (Emselex ®)

Oraal:
1 dd 7,5 mg mga, indien nodig verhogen tot 15 mg/dag

CI: urineretentie, gastrische retentie, nauwe kamerhoek glaucoom, myasthenia gravis, levercirrose Child-Pugh C, ernstige colitis ulcerosa
O:
bij levercirrose Child-Pugh B max. 7,5 mg/dag

B:
droge mond en obstipatie

Nee

tolterodine (Detrusitol ®)

Mga preparaat:
1 dd 4 mg mga. Bij hinderlijke bijwerkingen verlagen tot 1 dd 2 mg mga.

Gewoon preparaat: 2 dd 2 mg. Bij hinderlijke bijwerkingen verlagen tot 2 dd 1 mg.

CI: overgevoeligheid, dementie, cognitieve stoornis, onvoldoende gereguleerde nauwe-kamerhoek glaucoom, ziekte van Sjögren, obstructieve aandoeningen van het maagdarmkanaal, paralytische ileus, tachycardie, lang-QT-intervalsyndroom, ernstige colitis ulcerosa, myasthenia gravis
B:
anticholinerge bijwerkingen

O:
bij levercirrose 1 dd 2 mg mga

Preparaten met gereguleerde afgifte zijn nagenoeg even effectief en veilig als de preparaten met directe afgifte
N:
eGFR 10-30 ml/min/1,73 m2: 1 dd 2 mg mga. 2 dd 1 mg (gewoon preparaat).

Gewoon preparaat: ja, maar dit gaat moeilijk en geeft een vieze smaak.

Capsule mga mag open. Korrels heel innemen.

 Deprescribing

  • Stoppen van muscarine-antagonisten bij dementie, delier, tekenen van verwardheid, verminderde visus duizeligheid of andere bijwerkingen wordt geadviseerd.
  • Stoppen van  muscarine-antagonisten bij uitblijven van effect of bij ervaren effectiviteit na 3-6 maanden gebruik, wordt geadviseerd.
  • Een muscarine-antagonist kan in 1 keer gestopt worden. Afbouwen is niet nodig.

6. Urine-incontinentie vrouwen

Urine-incontinentie is elke vorm van onwillekeurig verlies van urine en komt bij een kwart tot de helft van de volwassen vrouwen voor en kan gepaard gaan met aanzienlijke negatieve gevolgen voor de kwaliteit van leven. Klik hier voor de NHG-standaard incontinentie voor urine bij vrouwen.

Niet-medicamenteuze therapie

  • Heroverweeg het gebruik van geneesmiddelen die incontinentie kunnen induceren of verergeren (anticholinerge medicatie, lisdiuretica, opioïden, benzodiazepinen, calciumantagonisten, oestrogeensuppletie).
  • Optimaliseer zo mogelijk de behandeling van comorbiditeiten die een rol kunnen spelen bij het optreden van urineverlies.
  • Gebruik opvangmateriaal.
  • Bij urgency-incontinentie: overweeg blaastraining. Er is enig bewijs dat blaastraining bij oudere vrouwen verbetering geeft.
  • Bij stress urine-incontinentie: overweeg bekkenbodemspiertraining of een pessarium. Bekkenbodemspiertraining blijkt het aantal incontinentie episodes te verminderen.
  • Het gebruik van blaaskatheters wordt afgeraden.

Medicamenteuze therapie

  • De effectiviteit van muscarine-antagonisten bij oudere patiënten is in vergelijking met placebo gering. Wees terughoudend met het voorschrijven van muscarine-antagonisten bij ouderen in verband met het risico op anticholinerge bijwerkingen.
  • Behandeling met muscarine-antagonisten kan overwogen worden voor de behandeling van urine-incontinentie, waarbij aandrangincontinentie overheerst, indien patiënten (1) grondig geëvalueerd zijn op comorbide factoren, (2) zelf initiatief nemen om naar het toilet te gaan, (3) niet geagiteerd raken bij het krijgen van hulp bij de toiletgang, (4) ondanks niet-medicamenteuze therapie nog niet het continentiedoel behaalden.
  • Schrijf geen solifenacine of tolterodine voor aan patiënten, die gediagnosticeerd zijn met delirium of dementie, vanwege een verhoogd risico op verergering van cognitieve stoornissen.
  • Indien medicamenteuze behandeling gestart wordt, dient het effect van solifenacine na 12 weken en van tolterodine na 8-12 weken geëvalueerd te worden volgens Ephor.
    • Geen verbetering: stop de medicatie.
    • Verbetering: medicatie 3-6 weken continueren. Vervolgens de medicatie op proef stoppen. Indien de klachten recidiveren, de behandeling weer voor 3-6 maanden hervatten.
  • Muscarine-antagonisten dienen gestaakt te worden bij het optreden van verwardheid.
  • Mirabegron wordt niet aanbevolen in de NHG-richtlijn en de richtlijn urine-incontinentie bij vrouwen van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, maar wordt door Ephor als mogelijk middel geadviseerd voor de behandeling van urgency-incontinentie. Het effect van mirabegron is vergelijkbaar met dat van de meeste muscarine-antagonisten en is beperkt. Het placebo-effect is zeer groot. Er zijn aanwijzingen dat 10 mg solifenacine effectiever is dan mirabegron. Mirabegron kan gecombineerd worden met muscarine-antagonisten vanwege het verschil in werkingsmechanisme.
  • Oxybutynine in tabletvorm wordt door Ephor niet geadviseerd als behandeling van urge-incontinentie vanwege zeer weinig bewijs voor effectiviteit bij ouderen en sterke anticholinerge bijwerkingen.
  • Flavoxaat, propiverine, propantheline, imipramine, amitriptyline dienen niet te worden toegepast voor de behandeling van urine-incontinentie omdat er onvoldoende bewijs is voor de effectiviteit van deze middelen. Hormoontherapie wordt eveneens niet aanbevolen voor de behandeling van urine-incontinentie.

Dosering

Bijzonderheden

Vermalen

1. solifenacine (Vesicare ®)

1 dd 5 mg, zo nodig verhogen tot 1 dd 10 mg

CI: overgevoeligheid, dementie, cognitieve stoornis, ongecontroleerd nauwe kamerhoekglaucoom, ziekte van Sjögren, obstructieve aandoeningen van het maagdarmkanaal, paralytische ileus, tachycardie, en acute bloeding bij instabiele cardiovasculaire status, aangeboren lang QT-intervalsyndroom, levercirrose Child-Pugh C, ernstige colitis ulcerosa, myasthenia gravis en urineretentie
O:
enkel toepassen bij Child-Pugh B indien voordelen opwegen tegen de risico’s. Bij levercirrose Child-Pugh B maximaal 7,5 mg/dag.

B:
anticholinerge bijwerkingen

N:
eGFR 10-30 ml/min/1,73 m2: max. 5 mg/dag

Ja

1. tolterodine (Detrusitol ®)

Mga preparaat:1 dd 4 mg mga. Bij hinderlijke bijwerkingen verlagen tot 1 dd 2 mg mga.

Gewoon preparaat: 2 dd 2mg. Bij hinderlijke bijwerkingen verlagen tot 2 dd 1 mg.

CI: overgevoeligheid, dementie, cognitieve stoornis, onvoldoende gereguleerde nauwe-kamerhoek glaucoom, ziekte van Sjögren, obstructieve aandoeningen van het maagdarmkanaal, paralytische ileus, tachycardie, lang-QT-intervalsyndroom, ernstige colitis ulcerosa, myasthenia gravis
B:
anticholinerge bijwerkingen

O:
bij levercirrose 1 dd 2 mg mga

Preparaten met gereguleerde afgifte zijn nagenoeg even effectief en veilig als de preparaten met directe afgifte.
N:
eGFR 10-30 ml/min/1,73 m2: 1 dd 2 mg mga. 2 dd 1 mg (gewoon preparaat)

Gewoon preparaat: ja, maar dit gaat moeilijk en geeft een vieze smaak.

Capsule mga mag open. Korrels heel innemen.

Deprescribing

  • Stoppen van muscarine-antagonisten bij dementie, delier, tekenen van verwardheid, verminderde visus duizeligheid of andere bijwerkingen wordt geadviseerd.
  • Stoppen van muscarine-antagonisten bij uitblijven van effect of ervaren effectiviteit na 3-6 maanden gebruik, wordt geadviseerd.
  • Een muscarine-antagonist kan in 1 keer gestopt worden. Afbouwen is niet nodig.

Legenda, bronnen, auteurs, revisiedatum en contact

Legenda

  • CI: contra-indicatie
  • IA: interactie
  • O: opmerking
  • B: bijwerking
  • N: nierfunctie
  • C: controle
  • V: voorzorgen

Bronnen

Referenties klik hier

Auteurs

Lieke van Dinter (masterstudente farmacie), Suzanne Dittrich (ziekenhuisapotheker), René Beaumont (specialist ouderengeneeskunde), Sara Bours-de Die (ANIOS ouderengeneeskunde), vakgroep Klinische Geriatrie, Luba Mensing (specialist ouderengeneeskunde), Anne Visser (AIOS ouderengeneeskunde), Sandra Voermans-Boekhorst (verpleegkundig specialist ouderengeneeskunde), Marie-Renée Pijnaker-Wientjens (apotheker)

Revisiedatum

15 april 2022

Contact

Voor inhoudelijke vragen en/of opmerkingen kunt u contact opnemen via transmuralefarmacie@viecuri.nl.

1. Mictie LUTS: Mictie, LUTS, lower urinary tract symptomen, prostaathyperplasie, bemoeilijke mictie, hesitatie, residugevoel

2. Urineweginfecties: Cystitis, urineweginfecties, blaaskatheter, UWI

3. Profylaxe urineweginfectie: Cystitis, urineweginfectie, profylaxe, UWI

4. Urine-incontinentie: Urine-incontinentie, incontinentia