- Afstemming van beleid rond diagnostiek en follow up van een zwelling in de hals in de 1e en 2e lijn;
- Plaatsbepaling van echografie met cytologische punctie op verzoek van de huisarts.
De oorzaak van een zwelling in de hals kan zeer uiteenlopend zijn1:
Elke palpabele afwijking die niet direct maligne imponeert, dus die niet hard en onregelmatig aanvoelt.
Indien gedacht wordt aan een infectieuze oorzaak speelt echografie geen belangrijke rol bij de diagnostiek, en kan gericht serologische onderzoek veel meer bijdragen.
Klinisch schildklierzwelling
Differentiatie tussen een benigne of mailgne nodus gebeurt altijd via een schildklierpunctie.
Indien na een echo een schildkliernodus blijkt, dan dient verwezen te worden naar de internist voor een cytologische punctie (zie verder tabel 1 voor het beleid na uitslag).
Mogelijke oorzaken van een zwelling in de hals | |
Lymfadenitis (Streptococcen/Staphylococcus aureaus) | Gonorrhoe /Chlamydia/ Lues |
Autoimmuun: | Autoimmuun: Sarcoidose, Kikuchi, SLE etc |
Atypische mycobacteriën | Hodgkin/non-Hodgkin lymfoom |
Kattenkrabziekte (Bartonella henselae) | Parotitis (e.g. bof door paramyxovirus) |
Toxoplasmose (Toxoplasma gondii) | Parotistumor: benigne,maligne |
Actinomycose (Actinomyces israellii) | Overige parotis gerelateerde aandoeningen (sialolithiasis) |
Mononucleosis Infectiosa (Epstein-Barr virus) | Metastase maligniteit KNO gebied of elders |
Cytomegalovirus infectie | Mediane en laterale halscysten |
HIV (humaan immunodeficiëntievirus) | Schildkliernodus: benigne, maligne |
Klinisch lymfeklierzwelling
Bij een lymfeklierzwelling is de klinische verdenking op maligniteit sterk leeftijdsafhankelijk. Een klier van >1 cm die vast is, is suspect, en dient te worden verwezen naar de 2e lijn (internist of KNO arts). Bij een drukpijnlijke of benigne imponerend niet pijnlijke lymfeklier kan 3-4 weken worden afgewacht. Als het persisteert wordt gericht serologisch1 onderzoek verricht. Bij geen serologische afwijkingen kan een echo worden aangevraagd. Een cytologische punctie zal daarbij vrijwel nooit worden verricht. Bij verdenking op een mycobacteriële infectie (TBC of atypische mycobacteriën) is het verrichten van een punctie een kunstfout; er kunnen dan fistels ontstaan. Bij deze infectie wordt er gestart met antituberculostatica en/of totale excisie. Bij hoge uitzondering wordt er in de tweede lijn wel eens materiaal uit een (geabcerdeerde) lymfklier afgenomen voor kweek.
Bij verdenking plaveiselcelcarcinoom, zeker bij een anamnese met alcohol en/of nicotineabusus, verwijzen naar de 2e lijn (KNO arts/kaakchirurg mer expertise3).
Klinisch overige zwellingen
Mediane halscyste: een echografie is voldoende om de diagnose te stellen. Daarna eventueel verwijzen naar de 2e lijn (KNO arts/kaakchirurg/chirurg met expertise3) voor expiratie.
Een gelokaliseerde speekselklierzwelling
Klinisch speekselklierzwelling
Bij een speekselklierzwelling is onderscheid tussen een gelokaliseerde of een diffuse zwelling relevant. Bij een gelokaliseerde zwelling (zowel benigne als maligne) kan de huisarts zelf een echografie met cytologische punctie aanvragen. De radioloog geeft de aanvrager na het onderzoek advies: terug naar de huisarts of doorverwijzen naar de 2e lijn (kaakchirurg/KNO arts/chirurg met expertise op dit gebied3). Bij een persisterende (>2 weken) of recidiverende diffuse zwelling is verwijzing naar de kaakchirurg/KNO arts3 zinvol voor aanvullend onderzoek naar mogelijke oorzaken zoals sialolithiasis, banale parotitis, autoimmuun aandoeningen of andere afwijkingen (zie ook bijlage 1).
Tabel 1. Mogelijke uitslagen van de 1e lijns echo van de schildklier en het te volgen beleid door de huisarts.
Uitslag | Beleid |
Geen afwijkingen | Geen actie |
Solitaire nodus | Verwijzen naar internist-endocrinoloog |
Multinodulair struma (cysten kunnen aanwezig zijn)4 |
Geen actie5 indien echografische benigne kenmerken en nodi< 1 cm
Bij nodi>1 cm en/of suspecte kenmerken of bij twijfel verwijzen naar internist-endocrinoloog |
Multinodulair struma met - Suspecte / dominante nodus, of - Suspecte solitaire / solide nodus |
Verwijzen naar internist-endocrinoloog |
Bij volledig cysteuze nodus: < 4 cm
> 4 cm |
De radioloog kan tijdens het onderzoek evt leegpuncteren (echter vaak tijdelijk effect) Overweeg verwijzing naar de chirurg of naar internist bij cosmetische of mechanische bezwaren6 |
Tabel 2. Mogelijke uitslagen van een cytologische punctie van de schildklier op aanvraag van de internist.
Bethesda classificatie:
|
Risico op maliginiteit: |
1 = Niet diagnostisch | 1-4% |
2. Benigne | 0-3% |
3 = Atypie of folliculaire laesie van onzekere betekenis | 5-15% |
4 = Folliculaire neoplasie | 15-30% |
5 = Verdacht voor maligniteit | 60-75% |
6 = Maligne | 97-99% |
Verwijzing naar de internist (-oncoloog/hematoloog) is geïndiceerd bij:
Verwijzing naar internist(-endocrinoloog) is geïndiceerd bij
Verwijzing naar de chirurg / KNO-arts / kaakchirurg6 met ervaring in het hoofd-hals gebied is geïndiceerd bij:
Berichtgeving na een verwijzing naar de tweede lijn:
Onderlinge doorverwijzing naar een ander specialisme:
Bij een terugverwijzing geeft de specialist aan de huisarts een advies over:
Namens huisartsen:
Ed Berends
Bashar Boustahji
Namens internisten:
Heidi Ammerlaan, Catharina Ziekenhuis
Jerôme Kisters, Catharina Ziekenhuis
Arno Toorians, St. Anna ziekenhuis
Namens radiologen:
Koen Brakel, St. Anna ziekenhuis
Namens de KNO-artsen
Stijn Fleskens, Máxima Medisch Centrum
Namens chirurgen:
Frank van den Broek, Máxima Medisch Centrum
Bea Lemaire, Elkerliek ziekenhuis
Peter Reemst, Máxima Medisch Centrum
Namens patholoog-anatomen:
Katia Somers, PAMM
Namens kaakchirurgen:
Justin Pijpe, Catharina Ziekenhuis
Namens transmurale stichtingen:
Yvonne van Oosterhout, coördinator HaCa
Regionale referenten:
radiologen, microbiologen, chirurgen, kaakchirurgen, internisten, KNO-artsen